En toen was er licht: zichtbare en onzichtbare concerten op poppodia
Door Gert VerbeekNa een jaar concertbezoek in en rondom Amsterdam probeer ik een trend te ontdekken in het gebruik van licht op de poppodia. Bij het ene podium kan ik de muzikanten nauwelijks zien door een gebrek aan licht en bij andere podia omdat er juist teveel lampen schijnen. Komt de keuze voor een bepaald soort belichting voort uit een artistieke overweging of is het gewoonweg een budgettaire kwestie?
In de nieuwste popzaal van Amsterdam is er aan lampen geen gebrek. De Tolhuistuin werd in september 2014 officieel geopend en functioneert sindsdien onder meer als een dependance van Paradiso. Het pand aan het IJ maakte ooit deel uit van het bedrijfsterrein van Shell en oogt daardoor meer functioneel dan aantrekkelijk. Als je via kale gangen en trappen eenmaal in de zaal bent gearriveerd, is het door de belichting vrij lastig gezichten van bezoekers te herkennen. Rode en blauwe lampen belichten onafhankelijk van elkaar gedeelten van de vloer. Het akelige blauwe schijnsel doet heel erg denken aan de verlichting van louche cafés langs de Haarlemmerdijk. Dezelfde blauwe lampen worden in sommige discotheken in de toiletruimtes gebruikt om cocaïnelijntjes onzichtbaar te maken. Het rode licht veegt een belangrijk deel van de gelaatstrekken weg. Je zult op de tast op zoek moeten naar vrienden en bekenden.
Tijdens het optreden van de Amerikaanse elektronische popmuzikant Dan Deacon 17 februari jongstleden was er soms net zoveel licht als op een landingsbaan van Schiphol. Deacon mag de zaallichten regelmatig graag voluit op zijn fans richten aangezien verplichte publieksparticipatie een belangrijk onderdeel vormt van zijn act. Hij laat zich op het podium van alle kanten omringen door een bulk aan lampen. Het beeld roept herinneringen op aan de constructies waarmee personages in sciencefictionfilms naar een andere tijdzone worden gebeamd. De overdaad aan licht past goed bij de hyperactieve Dan Deacon (zie onderstaande foto).
Moderne, gesubsidieerde podia hebben voldoende geld voor een fatsoenlijke rij lampen. In de Melkweg Max kan de lichtshow soms boeiender zijn dan de optredende band. Te veel licht verblindt het publiek. In het Patronaat te Haarlem overspoelen de felle lampen de muzikanten en schijnen ze recht in de ogen van het publiek op de voorste rijen. Een concert is dan net zo aangenaam als een politieverhoor. In de kleine zaal van het Muziekgebouw aan ’t IJ is er juist zo weinig mogelijk licht, in ieder geval de paar keer dat ik daar de serie elektronische concerten onder de naam The Rest Is Noise bezocht. Het lichtgebrek heeft in dit geval niet met geldgebrek te maken maar met het soort muziek dat staat geprogrammeerd. Hele en halve duisternis zorgen ervoor dat de anonieme muziek anoniem blijft.
Het duo Dalhous en de soloartiest Copeland werden vorig jaar in het Muziekgebouw verlicht door een paar spots die voornamelijk achter of onder hen op de grond stonden. De muzikanten werden gereduceerd tot silhouetten. Gazelle Twin maakt pikzwarte muziek waar af en toe de zon doorheen komt, was de kop van een interview in Noisey in augustus 2014. De omschrijving is ook van toepassing op haar optreden tijdens The Rest Is Noise eerder dit jaar. De zangeres was nauwelijks te ontwaren in het halfduister. Zelfs onder felle lampen zouden we haar niet herkend hebben, want ze verbergt het grootste gedeelte van haar gezicht altijd achter een masker en haar lange haren.
Punkbands speelden vroeger het liefst onder een indringende witte pit, maar de ondergrondse bands van tegenwoordig hebben liever zo weinig mogelijk licht. Bij undergroundconcerten in Amsterdamse zalen als OT301 en De Nieuwe Anita schijnen de lampen op halve kracht. Een van de laatste concerten die ik zag in de Spiegelbar van Tivoli in Utrecht speelde zich in totale duisternis af. De Amerikaanse zangeres Chelsea Wolfe wenste niet gezien te worden. Bezoekers activeerden noodgedwongen massaal de flitslampen op hun mobieltjes en zorgden daarmee voor stroboscoopeffecten. Goedkoper kun je een lichtshow niet krijgen.